Algemene beschrijving van de Artillerie-eenheden.
Het grootste gedeelte van de Zware Artillerie was bij de aanvang van de oorlog sterk verouderd maar wel goed onderhouden. Het bestond grotendeels uit geschut dat nog stamde uit de Eerste Wereldoorlog. Dit waren dan hoofdzakelijk oude Franse, Britse en zelfs enkele Duitse kanonnen. Zo waren er in totaal een twintigtal verschillende types van courante artilleriestukken van allerhande kalibers van vuurmonden. De enige recentere artilleriestukken waren de 105mm obussen en de getrokken kanonnen van 120mm, beiden Belgische makelij.
Hieronder een overzicht van de gebruikte artillerie.
- Het Belgische kanon 75mm TR uit 1905
Dit waren gemengd Duits-Belgische kanonnen. De loop werd gemaakt bij de Fonderie Royal de Canons in Luik (het latere Cockerill Sambre). Het onderstel kwam van bij Krupp in Duitsland.
Het kanon had een vuurbereik tot 9.900 meter. Elke granaat woog 6.52 kg. Afhankelijk van de geoefendheid van de artilleristen, kon men met dit kanon een kadans aanhouden van 5 tot 12 schoten per minuut.
De kanonnen waren vanaf 1907 tot 1945 in gebruik bij het Belgische leger. De kanonnen hadden de Belgische artillerie reeds grote diensten bewezen aan het front van de IJzer in 1914. In de periode van 15 tot 31 oktober 1914 werden de Duitse stellingen met maar liefst 150.000 van dergelijke granaten bestookt.
Deze kanonnen zouden ook tijdens de 18-daagse veldtocht nog vlot worden gebruikt. Dit was ook het type veldkanon waarvoor binnen TPG 5 schietgaten waren uitgerust voor de opstelling ervan. Twee schietgaten hiervoor waren te vinden in de bunker A30 te Moortsele. 3 andere in de bunkers Se2 en Se3 te Semmerzake.
(Foto boven: een dergelijk kanon zoals te zien in het legermuseum te Brussel, links onder: een achtergelaten stuk van dit type artillerie te Kruisweegs tijdens de 18-daagse veldtocht (Coll. Peter Taghon), rest van de foto's: Replica) |